Resultaten van de monitoring N30 en N90
artikel n.a.v. toelichting door Zwier van der Vegte tijdens de gebiedsbijeenkomsten HOE (9 februari) en Dinxperlo en ’t Klooster (11 februari).
Zwier van der Vegte is bedrijfsleider van proefboerderij De Marke en is betrokken als adviseur bij het project Waterwijs boeren. Vanuit die rol geeft hij een toelichting bij de resultaten van de monitoring N30 en N90.
Om meer inzicht in de mineralenstromen op het bedrijf te krijgen zijn van en door de deelnemers gegevens verzameld van KringloopWijzer en van stikstof in de bodem, de zogenoemde N30 en N90 metingen. Het gemiddelde van de KringloopWijzers 2016, 2017, 2018 en de N90 meting uit 2019 worden als nulmeting beschouwd. Deze zijn vergeleken met de resultaten van 2020.
Van der Vegte: “Met de individuele deelnemers is aan de keukentafel besproken welke mogelijkheden er zijn en wat hij of zij kan verbeteren om minder stikstof te laten uitspoelen naar het grondwater. Bodemkwaliteit, bemesting, gewaskeuze en voederwinning zijn belangrijk. Kennis over hoe het er in de bodem aan toe gaat (b.v. N90meting) zorgt ervoor dat de boeren inzicht krijgen over de stikstofbenutting in de bodem. Deze informatie van het eigen bedrijf stimuleert de bereidheid bij de deelnemers om hun werkwijze aan te passen en maatregelen uit te voeren. Inzicht en passend advies zijn hierbij van groot belang.”
Er zijn maatregelen uitgevoerd op het gebied van bemesting, mestscheiding, rijenbemesting in maïs, meer dierlijke mest aan het begin van het seizoen en minder in juli en augustus, minder kunstmest, succesvolle groenbemester, bodemverbetering, andere gewassen, beregenen en de inzet van klei-mineralen en zeoliet.
De toelaatbare norm voor het stikstofbodemoverschot en de N90 metingen is afhankelijk van grondsoort, de grondwatertrap en het geteelde gewas. Bij bijvoorbeeld een diepe grondwaterstand op zandgrond en maïsteelt is het toegestane stikstofoverschot laag omdat er veel kans is op verlies van stikstof naar het grondwater.
De N90-metingen zijn vergeleken met de norm (gem. van alle metingen). In 2019 was dit 85%, en in 2020, 80% van de berekende norm. Gemiddeld royaal onder de norm met een vermindering van 7% in 2020 t.o.v. 2019. Dat is een flinke prestatie omdat het om droge jaren ging.
Van der Vegte: “Uit de KringloopWijzergegevens blijkt dat HOE dicht bij de N-bodemoverschot norm zit, Dinxperlo heeft een grote stap gedaan. In ’t Klooster daalt het N-bodemoverschot nog niet, dit komt met name door de droogte. Ook op De Marke is het in droge jaren lastig om te voldoen aan de norm voor het N-bodemoverschot. In HOE is men al geruime tijd bezig met bodemverbetering, mede daardoor is in 2020 de norm gehaald. Door bij droogte de bemesting aan te passen is het N-bodemoverschot binnen de norm gebleven.”
De N90 metingen op akkerbouwpercelen zitten boven de norm, ze laten echter een sterke daling zien. Zowel akkerbouwers als melkveehouders hebben een flinke verbetering laten zien met betrekking tot reductie van het N-bodemoverschot.
Van der Vegte: “Bij eigenaren die hun gronden verhuren zien we vaak een hoog stikstofverlies. Die gebruikers hebben meestal de historie van het perceel niet in beeld, wat makkelijk leidt tot overbemesting.”
Het toevoegen van organische stof is goed voor de bodem, maar lastig in de cijfers omdat aanvullen van organisch materiaal, stikstof toevoegt. Het N-bodemoverschot gaat volgens de KringloopWijzer omhoog, maar dit leidt niet tot hogere N90 getallen. De stikstof wordt vastgelegd in de organische stof van de bodem en spoelt niet uit naar het grondwater. Met name bewustwording en werken met eigen cijfers zijn de sleutel voor verbeteren van de resultaten. Hieronder een opsomming van de belangrijkste maatregelen:
- Verminderen van de (kunst)mest gift wanneer het gras vanwege de droogte minder groeit.
- Drijfmest uitgereden in het voorjaar heeft een hogere werking. Melkveehouders hebben mestzakken gehuurd en hebben vanaf augustus geen drijfmest uitgereden. De N90 geeft een enorme verbetering en daalt naar 63% van de berekende norm.
- Zandgrond verbeteren met klei, deelnemers zijn hier enthousiast over.
- De bemesting is (flink) terug gebracht, met name in de akkerbouw.
- Water bij de mest verbetert de stikstofbenutting. In dit gebied is dit echter vaak lastig omdat er niet altijd water beschikbaar is en sleepslangen, vanwege de kleine percelen en de houtwallen niet praktisch is.
- Geen bemesting op gescheurd grasland. De eerste stap die genomen is, is om geen drijfmest op gescheurd land toe te passen, de volgende stap is om de kunstmest ook te verminderen.
- Consequent uitvoeren van een passende vruchtwisseling. Het zogenoemde 60-20-20 plan. 60% blijvend grasland, 20% tijdelijk grasland en 20% tijdelijk bouwland (vaak snijmais).
- Beperken van de grondbewerking. Eco-ploegen of niet kerende grondbewerking.
- Bodemkwaliteit op peil houden. (OS, PH en calciumbeschikbaarheid).
Op basis van de evaluatie is geconstateerd dat een goed begin is gemaakt, maar er is meer mogelijk. Daarom is verlenging van het project wenselijk. Ook de droogte is een reden om het project te verlengen. Aan de projectgroep Waterwijs Boeren is het verzoek gedaan om te bespreken hoe de maatregelen doorgezet kunnen worden.
“Door WUR is een meetnet uitgerold en worden er 100 nitraatmetingen per gebied uitgevoerd. De gegevens zijn nog niet bekend. Dit meetnet kan aangeven in hoeverre het doelbereik van maximaal 50 mg nitraat in een gebied gehaald wordt. De resultaten van N90 en het N-bodemoverschot ontwikkelen zich positief”, aldus Van der Vegte.
Klik hier voor de presentatie bij dit artikel.